Biodynamisch boer Gerjo Koskamp is juist zuinig op zijn mest
Deel dit artikel
Op woensdag 24 april 2024 verscheen dit kranteartikel in dagblad Trouw.
Landbouwbeleid serie
De gangbare boeren klagen steen en been: ze mogen minder mest uitrijden en kampen met een overschot. Maar de biodynamische boer Gerjo Koskamp zit daar niet mee.
De schuifdeur van de stal gaat open en daar komt boer Gerjo Koskamp (53) met zijn kleine elektrische shovel naar binnen rijden. Behendig schept hij de koeienmest op, rijdt achteruit weer naar buiten en gooit de boel daar op een langgerekte hoop. De biologisch-dynamische boer in Halle, Gelderse Achterhoek, heeft minder koeien per hectare. Een overschot aan mest, daar heeft hij geen last van. Bovendien is de stront van zijn koeien geen natte drijfmest, maar zogeheten ‘vaste mest’ of ‘ruige mest’, koeienpoep gemengd met stro. “Er komen hier mensen vragen of ze een beetje mest mee mogen nemen voor de tuin. Ik moet dat weigeren, anders heb ik zelf een tekort.”
De boerensector is in rep en roer vanwege het mestoverschot. De uitzonderingspositie van Nederlandse boeren om meer mest uit te rijden dan collega’s in andere Europese landen, de zogeheten derogatie, is geschrapt. De Europese Commissie vindt dat de uitspoeling van stikstof en fosfaat de kwaliteit van het grondwater aantast. Het gevolg is dat veel boeren blijven zitten met te veel drijfmest, poep gemengd met urine. Boeren met een overschot aan drijfmest proberen dat kwijt te raken bij akkerbouwers die zelf geen koeien en dus ook geen mest hebben. Die akkerbouwers vragen daar geld voor en door het overschot is de prijs flink opgelopen. Het kost melkveehouders tienduizenden euro’s per jaar. Vaste mest daarentegen, levert vaak geld op. Het is populair en schaars. Als je het verspreidt over het grasland of de akker duurt het even voordat het is verteerd met hulp van allerlei dieren in de bodem. Maar daarna is de bodem losser en is er volop voeding voor gras of akkerbouwgewassen.
Pinken
Koskamp is het als biologisch-dynamische boer gewend om niet al te veel mest uit te rijden. Voor de hoeveelheid mest die boeren mogen uitrijden, wordt gekeken naar hoeveel stikstof er in zit. Gangbare boeren moeten door het schrappen van de uitzonderingspositie terug van maximaal 230 of 250 kilo stikstof per hectare naar 170 kilo. Biologische boeren hanteerden altijd al het principe om niet meer dan 170 kilo uit te rijden en biologisch-dynamische boeren gaan niet verder dan 112 kilo stikstof.
Boerderij Ruimzicht heeft 25 melkkoeien. Alle jonge dieren blijven op het bedrijf en daarom heeft hij in verhouding veel jongvee: 50 kalveren en pinken (eenjarige koeien die nog te jong zijn om te kalveren en melk te geven). Hij heeft een stier om de koeien te dekken. Verder zijn er kippen en een paar varkens. Hij heeft 47 hectare land voor gras en voor graan. In een boerderijwinkel en op de markt in Doetinchem worden zelfgemaakte kaas, yoghurt, vlees, meel en groente van een eigen tuinderij verkocht.
Op het bedrijf combineert hij dus veeteelt, akkerbouw en groenteteelt. Per hectare is de opbrengst lager, maar door de producten rechtstreeks aan consumenten, restaurants en winkels in de buurt te verkopen heeft hij een hogere marge dan wanneer hij zijn melk en andere producten aan de melkfabriek zou leveren.
Mijn vader haalde de bomen en struiken langs de akkers weg, ik zet ze weer terug’ Op het erf van Koskamp staat een tiental jonge bomen klaar om te planten. “Die heb ik van een kweker hier in de buurt gekregen”, vertelt de boer. Hij heeft kilometers bomen en struiken staan langs alle weilanden en de groentetuin. “Dat trekt insecten aan en levert een prettig landschap op. In de tijd dat mijn vader hier boer was haalden boeren de bomen en struiken weg. Ze zijn onhandig, vond men toen. Je moet er met de machines omheen rijden. Maar ik zet ze weer terug.”
Vijfentwintig jaar geleden nam Koskamp het bedrijf over van zijn ouders. Toen was het een bedrijf met zestig melkkoeien, tachtig varkens en twintig hectare grasland. “Ik hielp mijn vader vroeger. De hoorns werden van de koeien gehaald, ik strooide kunstmest, bij de biggetjes brandden wij de staartjes eraf. Dat deed je gewoon, maar ik had er geen plezier in. Ik dacht er nooit aan om boer te worden.”
Tijdens de studie veeteelt aan de Wageningen Universiteit veranderde hij van gedachten en vertelde aan zijn vader dat het boerenvak hem toch trok. Koskamp: “Maar ik wilde het radicaal anders aanpakken.
Daar was hij niet blij mee. Hij vond het wel mooi dat er een opvolger was.” Nadat hij de leiding overnam, behielden de koeien hun hoorns en de varkens hun staartjes. Hij ging extensiever werken en verminderde het aantal dieren, gebruikt geen kunstmest en geen chemische bestrijdingsmiddelen en verbouwt in principe alle veevoer op eigen grond, zodat de kringloop binnen het bedrijf zoveel mogelijk wordt gesloten.
Verder veranderde hij de inrichting van de ligboxenstal om vaste mest te produceren. Dit type mest leidt tot een vruchtbare bodem, meent Koskamp. Bijna alle boeren in Nederland hebben een ligboxenstal; de koeien lopen los op een roostervloer van beton of op rubberen matten. Aan de zijkanten van de stal bevinden zich de ligboxen voor de koeien en onder de stal zit een put waar de drijfmest, het mengsel van koeienpoep en -urine, in zakt. Zo zag de stal van Koskamp er 25 jaar geleden ook nog uit. De biologisch-dynamische boer haalde alle hekken weg en maakte de roostervloer dicht. In het midden van de stal kwam een verhoging van zand met een laagje beton erop. Daar strooit hij dagelijks een flinke hoeveelheid verse stro. Zo ontstaat, over de lengte van de stal van ongeveer dertig meter, een heuvel.
Als de koeien willen liggen, doen ze dat in het stro. Als ze rondlopen trappen ze de mest en ook het stro naar beneden, naar de zijkanten. Daar schept Koskamp die mest een aantal keer per week weg met zijn elektrische shovel waarvan de batterij wordt op geladen met zonnepanelen. Het stro heeft hij beschikbaar op zijn eigen land. Het zijn de stelen van het graan die na het dorsen op het land blijven liggen.
Tovervloer
Een ‘heuvelstal’ noemt Koskamp dit concept. “Er zijn slechts zeven van dit soort stallen in Nederland”, zegt hij. Er bestaan varianten, zoals de hellingstal. Dat gaat uit van hetzelfde principe, maar daar ligt het stro achterin de ruimte en als de koeien naar de voorkant lopen, trappen ze de mest naar beneden. In een ‘potstal’ is het stro gelijkmatig verdeeld over de hele ruimte. De boer geeft hoog op over zijn mest. Hij zorgt ervoor dat er voldoende zuurstof bijkomt. Dat gebeurt doordat de koeien de mest naar beneden trappen en de mest buiten op langwerpige hoop ligt. Er komt zo minder methaan vrij. Er komt ook minder stikstof in de lucht. Stikstof ontstaat als koeienpoep vermengd raakt met de stof ureum in urine. In de heuvelstal bindt de ureum zich aan de koolstof in het stro en de urine loopt via een gaatje in de put onder de vloer. “Dit is de enige echte tovervloer”, zegt Koskamp. Is zijn werkwijze een oplossing voor andere boeren? “Meer werken met vaste mest heeft zeker voordelen en is goed voor het bodemleven. En minder koeien per hectare, extensivering, helpt natuurlijk bij het aanpakken van de mestproblemen”, reageert Roel Jongeneel, onderzoeker van Wageningen Economic Research. Maar hij betwijfelt of alle boeren kunnen werken met veel minder koeien per hectare, zoals Koskamp. “Volgens onze berekeningen leidt het tot een enorm inkomensverlies. En kunnen we dan in Europa voldoende voedsel produceren, zelfs als we minder vlees en zuivel en meer plantaardig gaan eten?” Jongeneel hoopt dat boeren snel de mogelijkheid krijgen om het overschot aan mest te verwerken tot een soort kunstmest.
De Europese Commissie heeft daarvoor begin deze maand toestemming gegeven, maar denkt nog na over de voorwaarden. Als de stikstof uit de drijfmest wordt gehaald en verwerkt tot een dierlijke kunstmest hoeven boeren geen dure synthetische kunstmest meer te kopen. Het maken van synthetische kunstmest vraagt veel aardgas. Als je dat niet meer produceert en dierlijke kunstmest gebruikt, werk je veel duurzamer, zeggen de voorstanders. Je zou dat zelfs nog kunnen combineren met de productie van biogas. Na het vergisten van mest om energie op te wekken, blijft er een restproduct over en daarvan kan je kunstmest maken, zegt de Wageningse onderzoeker. “Dit zijn mogelijke oplossingen voor intensieve boeren. Als economisch wetenschapper kan ik zeggen dat de getallen kloppen, maar willen we deze kant op of moeten we toch meer extensiever werken? Gaat de intensieve veehouderij alle doelen voor stikstof, kooldioxide, schoon water, dierenwelzijn en voor een fraaier landschap halen? Of loopt dit ook vast en moeten we toch naar een andere balans tussen economie en natuur?” Minister Piet Adema van landbouw staat onder druk om snel met maatregelen te komen om de mestcrisis te bezweren. Hoewel hij daarvoor te weinig steun heeft in de Tweede Kamer, wil hij boeren uitkopen. Daarmee krimpt de veestapel en ook het mestoverschot. Verder wil hij op termijn grondgebonden landbouw: niet meer dan drie koeien per hectare. Dat is nog steeds behoorlijk intensief. Ter vergelijking: Koskamp zit op ongeveer één koe per hectare (bij deze normering telt jongvee voor 0,5 of 0,25). De minister zou geen melkveebedrijven moeten kopen maar koeien, betoogt Jan Willem Erisman, hoogleraar milieu en duurzaamheid. “Dan is er onmiddellijk minder mest en de prijs waarvoor boeren hun overschot aan drijfmest bij akkerbouwers kunnen afzetten daalt dus. De boeren kunnen in een paar jaar toewerken naar kringlooplandbouw.”
Met minder koeien is er ook een lagere productie van melk en dus zou volgens Erisman de prijs van melk, kaas en vlees kunnen stijgen. De voedingsindustrie en supermarkten zouden volgens Erisman moeten organiseren dat de boeren meer geld verdienen aan hun duurzaam geproduceerde producten. “Zij moeten aan de bak. De overheid moet normen stellen. Je kan bijvoorbeeld deze bedrijven in de voedingssector verplichten om ieder jaar 5 of 10 procent meer duurzame producten te verkopen. Zo creëer je een markt.”
Op de markt
Koskamp denkt dat veel andere boeren kunnen gaan werken zoals hij als de manier waarop prijzen tot stand komen in de landbouw gaat veranderen. “Ik verkoop producten op de boerderij en op de markt rechtstreeks aan klanten. Dat levert mij meer geld op. Maar als alle boeren dat doen wordt het druk op de markt. En niet iedereen heeft de capaciteiten om dat zelf te doen. Dan kunnen ze beter gaan samenwerken. Dat gebeurt hier en daar ook al. Op Schiermonnikoog bijvoorbeeld heeft een aantal boeren vrijwillig besloten om ten behoeve van de natuur in te krimpen en samen producten op de markt te brengen.” Met biologische of een andere vorm van natuurinclusieve landbouw is voldoende voedsel te produceren, zegt Koskamp. Hij wijst op het Groenboerenplan dat twee jaar geleden bij het kabinet werd ingeleverd. “Een gezonde bodem en gezonde natuur levert juist een grote bijdrage aan meer, voedselzekerheid.” Zonder fikse krimp van de veestapel worden het mestprobleem, en daarmee ook de stikstofcrisis, niet opgelost, zegt de Gelderse boer. “We moeten de kringloop sluiten.
Dat betekent geen geïmporteerde soja gebruiken en stoppen met het strooien van kunstmest.”
tekst: Jelle Brandsma
foto: Koen Verheijden