Akkerbouw
Op onze akkers verbouwen we granen, afgewisseld met de teelt van gras, rode en witte klaver, luzerne en cichorei. De percelen die niet grenzen aan ons erf en verder weg liggen, kunnen niet door de kudde worden begraasd. Op deze percelen verbouwen we rogge, tarwe, haver en gerst. We bemesten de akkers met vaste mest uit de heuvelstal en de potstallen van de kalveren. Rogge, een wintergraan, wordt in het najaar gezaaid en rijpt half juli. Tarwe, een zomergraan, wordt samen met haver en gerst in het voorjaar gezaaid.
Doordat we geen pesticiden en kunstmest gebruiken, zijn onze graanvelden rijk aan kruiden. We accepteren een bepaalde mate van onkruid, wat ervoor zorgt dat het stro dat overblijft na de oogst een heerlijk geurend strooisel is. In de winter liggen de dieren op dit strooisel, en ze eten er ook regelmatig van.